agendapunten

Afgelopen week stond de agenda overvol met belangrijke macrocijfers. Zo bleef de rente van de ECB ongewijzigd op 0,25%. Deze week is het wat rustiger in de agenda. Deze week gaat de aandacht vooral uit naar Groot Brittannië en Amerika. Vanuit Europa komt weinig spectaculairs.

Wat staat er deze week in de agenda?

  • Dinsdag 8 april

Industriële productie Groot Brittannië (maandelijks) De Industriële Productie meet de wijziging in de totale productie van de bedrijven, mijnen en nutsvoorzieningen in het VK. Het geeft ons een goede indicator van de kracht in de productiesector. Het kan een voorlopende indicator zijn van de tewerkstelling, gemiddelde lonen en persoonlijk inkomen. Dit cijfer wordt geschat op 0,1%.

  • Woensdag 9 april

Duitse handelsbalans De handelsbalansindex meet het verschil in waarde tussen geëxporteerde en geïmporteerde goederen (export min import). Dit is de grootste component van de betalingsbalans van een land. Exportgegevens kunnen een beeld geven van de groei in Duitsland. Import geeft een indicatie van de binnenlandse vraag. De handelsbalans wordt onveranderd geschat op 17,2B.

  • Donderdag 10 april

Rentevoetbeslissing Groot Brittannië De beslissing over de kortetermijnrentevoet door de Bank of England (BOE). De beslissing om de rentevoet te bepalen hangt grotendeels af van de groeiverwachting en inflatie. Het voornaamste doel van de centrale bank is het bereiken van prijsstabiliteit. Hoge rentevoeten trekken buitenlanders aan voor de beste risicovrije return van hun geld wat de vraag naar de valuta van het land drastisch kan doen stijgen. De rente wordt onveranderd geschat op 0,50%.

  • Vrijdag 11 april

PPI Amerika (maandelijks) De Producenten Prijs Index(PPI) is een inflatoire indicator die de gemiddelde wijziging meet in de verkoopprijzen van binnenlandse producenten van goederen en diensten. De PPI meet de prijswijziging vanuit het standpunt van de verkoper. Bij de PPI wordt er gekeken naar drie productiegebieden: ondernemingen gebaseerd op industrie, commodity-based ondernemingen, en toeleveringsbedrijven. Wanneer de producenten meer betalen voor goederen en diensten, zijn ze geneigd om de hogere kosten op de consument te verhalen, zodat de PPI als een voorlopende indicator van de consumenteninflatie wordt beschouwd. Dit cijfer wordt iets beter geschat op 0,1%. Maak niet langer meer onnodige fouten – Download de gratis BEURSBIJBEL