De beslissing van Gordon Brown als Brits Minister van Financiën eind jaren ’90 om een groot deel van de Brits goudvoorraad te verkopen, is een van de meest bizarre financiële ingevingen ooit. The Telegraph denkt te weten waarom Brown de welvaart van Groot-Brittannië op het spel zette. Tussen 1999 en 2002 verkocht Groot-Brittannië bijna 400 ton goud aan dumpingprijzen. De goudreserves werden verkocht tussen $256 en $296 per ounce. Deze prijs bleek het dieptepunt van de goudmarkt te zijn. Het is echter niet alleen bizar dat Brown het goud verkocht aan een zeer lage prijs, maar ook de manier waarop stelt vragen. Ten eerste kondigde Brown ruim op voorhand de verkoop aan. In een markt gedreven door vraag en aanbod is dit ongeveer het slechtste dat je kan doen. Wanneer de markt een overaanbod verwacht, daalt de prijs, wat ook gebeurde. Ten tweede werd het goud verkocht via een veiling. Ook dit druiste in tegen de normale gang van zaken. Toen werd de goudprijs nog vastgelegd via 2 dagelijkse fixings. Tijdens de eerste veiling lag de verkoopprijs al $0,10 lager dan de fixingprijs van de ochtendhandel. Hierdoor daalde de goudprijs nog eens $4 bij de namiddag fixing. De winnaar van negatieve rentevoeten: Goud!
En wat hebben we geleerd?
Het zag er dus naar uit dat Groot-Brittannië een zo laag mogelijke prijs wou krijgen voor zijn goud. En dat was het ook. Eind jaren ’90 was goud onderdeel van een populaire carry trade: Bank A leent goud van Bank B voor een bepaalde periode en betaalt daar een kleine vergoeding voor. Daarna verkoopt Bank A dat goud op de markt. Met de opbrengst investeert de bank het geld in een alternatief product dat meer opbrengt. Na een bepaalde periode verkoopt Bank A zijn alternatief product, koopt het goud terug op de markt en transfereert het goud weer naar Bank B. Bank B heeft een opbrengst op zijn goud, Bank A heeft een opbrengst via de investering in het alternatieve product.
Iedereen gelukkig!
Tot het moment dat de prijs in de andere richting beweegt natuurlijk, dan geraakt Bank A in de problemen. En dat is net wat er gebeurde eind jaren ’90. Naar schatting zou op zijn minst 1 grote Amerikaanse bank in de problemen zijn geraakt. Volgens geruchten zou Goldman Sachs de Brits schatkist gecontacteerd hebben om de situatie uit te leggen. Met een mogelijke val van het globale banksysteem, ging Groot-Brittannië ermee akkoord de goudprijs kunstmatig te drukken. Hoewel wat er gebeurde niet illegaal was, zou je toch kunnen verwachten dat de betrokken partijen de nodige lessen zouden getrokken hebben. Wat we gezien hebben in 2007 – 2009 is het rechtstreekse gevolg van het gebrek hieraan.
>> De meest essentiële munt om een monetaire crisis te overleven <<