Er zijn 2 manieren om aandeelhouders te belonen: de inkoop van eigen aandelen (een van de drijvende krachten van de huidige stierenmarkt) en het uitbetalen van een dividend. Voor beide maken de bedrijven gebruik van de vrije cash flow, dit is de operationele cash flow – het geld dat ze verdienen met hun activiteiten – vermindert met de kapitaaluitgaven. Wanneer een bedrijf meer geld uitgeeft aan de inkoop van eigen aandelen en het uitbetalen van een dividend dan het aan vrije cash flow genereert, dan moet dit verschil op de een of andere manier bijgepast worden. Met andere woorden, het bedrijf maakt schulden – het bedrijf leent geld van de toekomst om de aandeelhouders vandaag uit te betalen. Dit is op lang termijn niet houdbaar. Chris Worthington berekende de totale dividenden + de inkoop van eigen aandelen van alle bedrijven uit de S&P 500 tegenover de vrije cash flow van de S&P 500. En wat blijkt, de bedrijven uit de S&P 500 spenderen al 2 jaar meer geld aan de inkoop van eigen aandelen en het uitbetalen van een dividend dan ze vrije cash flow genereren. De bedrijven uit de S&P 500 lenen dus massaal geld om de aandeelhouders tevreden te houden. Dit is geen houdbare situatie op langere termijn. Op een bepaald moment zal de situatie moeten normaliseren. Tussen 2006 en 2008 lag de payout ratio van inkoop eigen aandelen + dividend ook al eens boven 100 % (meer uitgaven dan inkomsten) met een piek tot 137 %. In 2013 (105 %) en 2014 (114 %) lag de payout ratio opnieuw boven 100 %, dus net hetzelfde als in de aanloop naar de beurscrash van 2009. De groei van het dividend en de inkoop van eigen aandelen zullen dus ergens terug gaan vertragen. Dit kan gepaard gaan met een terugval van de beurskoersen en het einde van de huidige stierenmarkt, maar dit is niet noodzakelijk. Het toont wel het belang aan om de juiste dividendaandelen te selecteren.