Een optie bestaat uit verschillende componenten, we kunnen er 4 onderscheiden.

  1. Onderliggende waarde: een optie is een derivaat en baseert zijn prijs dan ook deels op een onderliggende waarde. Dit is meestal een aandeel, ETF of index.
  2. De uitoefenprijs: dit is de waarde waarop de transactie wordt uitgevoerd. In het engels wordt de uitoefenprijs ook wel de strike genoemd.
  3. Maand: elk optiecontract loopt af. De datum waarop dit gebeurt, wordt altijd van de tevoren afgesproken. Standaardcontracten lopen altijd af op de derde zaterdag van elke maand. De vrijdag daarvoor, is dan de laatste dag waarop kan worden gehandeld.
  4. Call of een put: dit geeft aan wat voor ‘soort’ optiecontract wordt verhandeld en of het gaat om het recht om aandelen te kopen, of te verkopen.

Er zijn twee verschillende optiecontracten: putopties en callopties. Een calloptie geeft de koper van deze optie het recht om aandelen te kopen tegen een bepaalde prijs, op een bepaalde datum. Een calloptie geeft de verkoper van deze optie de verplichting om aandelen te verkopen tegen een voorgesproken prijs. Een putoptie werkt precies omgekeerd en geeft de koper van deze optie het recht om aandelen te verkopen tegen een bepaalde prijs, op een bepaalde datum. Een putoptie geeft de verkoper van deze optie de verplichting om aandelen te kopen tegen een voorgesproken prijs. Elke optie is opgebouwd uit twee verschillende prijscomponenten. Een optie heeft vaak een stukje intrinsieke waarde, en een stukje extrinsieke waarde. Laten we eens kijken naar een voorbeeld: Aandeel Akzo Nobel wordt nu op de beurs verhandeld voor 55 euro per aandeel. Op dit aandeel zijn verschillende opties verhandelbaar. Een calloptie met een uitoefenprijs van 50 euro kan je kopen voor 6 euro. De intrinsieke waarde van deze optie ligt op 5 euro. Als een handelaar besluit om de optie uit te oefenen, kan hij direct 5 euro verdienen. De optie geeft immers het recht om de aandelen tegen 50 euro per stuk te kopen, terwijl Akzo Nobel op de markt tegen 55 euro per aandeel kan worden verkocht. Dan blijft nog 1 euro over. Deze euro is de extrinsieke waarde en staat ook wel bekend als de tijdswaarde. Als de optie direct wordt uitgeoefend, maakt de handelaar 1 euro verlies. Hij maakt namelijk 5 euro winst, omdat hij de aandelen voor 5 euro meer mag verkopen dan waarvoor hij ze heeft gekocht, maar omdat hij voor de optie 6 euro heeft betaald, blijft er onder de streep -1 euro over. Het kan soms voorkomen dat een optie helemaal geen intrinsieke waarde heeft. Als de handelaar bijvoorbeeld een optie koopt met een uitoefenprijs van 56 euro, terwijl de koers van Akzo Nobel op 55 euro staat, heeft de optie geen intrinsieke waarde. De optie heeft in dat geval alleen maar extrinsieke waarde, ofwel tijdswaarde. Tijdswaarde wordt opgebouwd uit twee verschillende factoren: tijd en volatiliteit. Een optie die binnen 2 weken afloopt, kan nog steeds een hoge extrinsieke waarde hebben. Dit kan voorkomen wanneer de volatiliteit op een optie hoog is.