failliet Moody’s is een van de drie grote kredietbeoordelaars naast Standard & Poor’s en Fitch. Zij bekijken de kans dat een bedrijf of land failliet gaat. Tijdens de Amerikaanse crash van 2008 zaten ze natuurlijk helemaal fout met hun inschattingen van ingewikkelde hypotheekobligaties. De huizenprijzen bleken toch in het hele land tegelijkertijd te kunnen dalen. En sommige triple-A beoordelingen bleken achteraf een gruwelijke mispeer. Maar als het over bedrijven gaat, kunnen beleggers toch niet om de kredietbureaus heen. Bedrijven prijzen hun obligatiecoupons op basis van hun ratings. En waar het misging bij de hypotheken, hebben de analistenmodellen bij bedrijfsobligaties een beduidend beter track record. Maar waar toetsen deze modellen op? We kwamen onderstaande tabel met de 7 factoren van Moody’s tegen. En dat is niet alleen handig voor obligatiebeleggers, maar ook voor aandelenbeleggers. Want de prijs van een aandeel is natuurlijk wat er overblijft nadat de verplichtingen aan de obligatiehouders zijn voldaan. Hoe beter de score, hoe veiliger het aandeel. failliet_moodys 1. Operationele efficiëntie Moody’s kijkt hoe efficiënt het bedrijf opereert en met de financiële middelen omgaat. Hoe hoog zijn de voorraden en kortlopende verplichtingen ten opzichte van de omzet? En hoe ontwikkelt het werkkapitaal zich ten opzichte van de omzet? Want als er teveel geld vast komt te zitten in bijvoorbeeld voorraden en verkopen op krediet, dan is er minder beschikbaar om schulden af te lossen en rente te betalen. Integendeel, vaak moet er dan geld bij, want het risico verhoogt. 2. Omzetgroei Een sterkere groei is natuurlijk positief. De schuldenlast smelt dan vanzelf weg ten opzichte van de omzet en de omvang van het bedrijf. Krimp is nog veel gevaarlijker dan dat groei positief is, omdat er steeds minder middelen zijn om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. Value traps zijn beruchte aandelen die op het oog goedkoop lijken, maar waar dan ook een goede reden voor blijkt te zijn. En vaak is die reden krimp door een structurele neergang. 3. Schuldenlast De schuldenlast is logischerwijs het zwaarste onderdeel met 26%. Hoe staat het met de langlopende schulden ten opzichte van het eigen vermogen? En met de retained earnings, ofwel ingehouden winsten, ten opzichte van de kortlopende verplichtingen? Beleggen met geleend geld geeft een hefboom op zowel het rendement als de risico’s. Hetzelfde geldt voor bedrijven die geld lenen. 4. Liquiditeit Liquiditeit is de mate waarin een bedrijf op korte termijn aan de verplichtingen kan voldoen. Is er voldoende kasgeld? Zijn er wellicht beleggingen die snel te gelde gemaakt kunnen worden? 5. Winstgevendheid Wat is de return on assets (ROA), ofwel de winst ten opzichte van de activa? En hoe ontwikkelt deze zich? Want de nettowinst is maar één kant van het verhaal. Als daar enorm veel investeringen voor nodig zijn, dan is het niet zo’n goede business voor de aandeelhouders. En dat betekent ook hogere risico’s voor obligatiehouders. Want de rentecoupon moet wel terugverdiend worden. 6. Rentelasten Hoeveel winst voor belastingen en rente is er beschikbaar voor het betalen van de rente? Als er na het betalen van de rente maar weinig winst over blijft, is het risico uiteraard hoger. 7. Omvang Size does matter. Een groter bedrijf is niet voor niets groot: het heeft zich al bewezen en zichzelf opgewerkt. Ook zijn de operaties vaak (maar niet altijd) breder en internationaler dan bij een klein bedrijf, hetgeen de risico’s voor obligatiehouders eveneens verlaagt. Zij delen immers toch niet mee in de spectaculaire winstontwikkelingen die kleinere groeibedrijven soms laten zien.

<<< Deze kleine sector belooft een industriële revolutie >>>