“China is pas net begonnen aan een grote devaluatie.” “China’s economie groeit nog maar amper.” “De Chinese autoriteiten zijn de grip op de situatie kwijt.” Dat is zomaar een greep uit de uitspraken die beleggers de afgelopen maanden opvingen. Ineens kijkt iedereen naar China, waar de reus aan het wankelen lijkt. Nonsens, zo schrijft Anatole Kaletsky, hoofdeconoom bij Gavekal Dragonomics. In de ogen van de financiële markten zullen de zwakke Chinese economische data leiden tot financiële onrust, waar beleidsblunders op volgen, die weer meer financiële paniek, economische zwakte en beleidsfouten zullen veroorzaken. Maar wie naar de realiteit kijkt, ziet iets heel anders, aldus Kaletsky. Ten eerste is de groeivertraging op zichzelf niet verrassend of alarmerend. Die is namelijk al vijf jaar aan de gang: van 10,6% groei in 2010 naar een verwachte 6,8% dit jaar en 6,3% in 2016. Maar zelfs met deze trage groei voegt China meer aan de wereldeconomie toe dan ooit tevoren. Want het bbp ligt nu op $ 10,3 biljoen tegen slechts $ 2,3 biljoen in 2005. En een eenvoudige rekensom leert dat 6% van $ 10 biljoen het dubbele is van 10% van $ 3 biljoen. Kaletsky:
Daarom zal China meer grondstoffen blijven absorberen dan ooit tevoren, ondanks de verminderende groeivooruitzichten.
Dan zult u misschien zeggen: die 7% groei is een fabeltje. Want de output van de bouwsector en staalindustrie daalden respectievelijk 15% en 4%. Kaletsky:
Maar als je die officiële data gelooft, waarom dan niet de gerapporteerde 10,8% groei van de detailhandelsverkopen?
En neem de PMI-cijfers, ofwel de purchasing managers index. De meest recente waarde kwam uit op 47.0. Wat schreven de financiële media? “De index geeft nu aan dat de maakindustrie zeven opeenvolgende maanden is gekrompen.” Maar de Chinese maakindustrie groeide in deze periode juist met 5 tot 7%. Want de magische scheidslijn van 50 punten is niet het verschil tussen groei en krimp, maar tussen versnellende en vertragende groei. Kaletsky:
In 19 van de 36 maanden dat de PMI nu bestaat, kwam de waarde onder de 50 uit. Ondertussen groeide de maakindustrie met gemiddeld 7,5%.
Na de devaluatie stabiliseerde de renminbi en kwam de kapitaalvlucht tot rust, zo blijkt uit de laatste cijfers. Kortom, het Chinese economische management lijkt minder incompetent dan een paar maanden geleden. Kaletsky meent dan ook dat China hoogstwaarschijnlijk de financiële meltdown, die de markten afgelopen zomer vreesden, kan voorkomen. In dan geval zullen andere opkomende landen, wiens lot aan dat van China verbonden is, ook moeten kunnen stabiliseren.