QE in de Verenigde Staten is officieel ten einde. In het beleggersmilieu zijn er nog steeds discussies of QE de economie een dienst heeft bewezen of niet. Maar bijna iedereen is het er over eens dat QE de VS redde van deflatie. Maar wat als QE nu inflatie heeft tegengehouden in plaats van het te creëren? Er is een kleine groep macro-economen – Neo-Fisherites of aanhangers van de legendarische monetaire economist Irving Fisher – die zich afvragen of quantitative easing door de Federal Reserve inflatie heeft doen dalen in plaats van stijgen. Het is een gekke gedachte dat biljoenen nieuwe dollars inflatie zou vertragen of tegen houden, maar de Neo-Fisherites gaan uit van de volgende vergelijking: nominale rentevoet = reële rentevoet + inflatie, dit is de Fisher vergelijking. De meeste analisten gaan er van uit dat quantitative easing zorgde voor een daling van de nominale rentevoet en een stijging van inflatie waardoor de reële rentevoet naar beneden ging.
Niet onlogisch dat QE inflatie doet dalen
Maar wat als de Federal Reserve slechts een korte periode invloed kan uitoefenen op de reële rentevoet? Wat als de reële rentevoet wordt bepaald door alles wat de Fed niet doet? Als de reële rentevoet terug is op een normaal niveau van 2% terwijl de nominale rentevoeten laag blijven, dan moet inflatie ook dalen. Neo-Fisherites Minnesota Fed President Narayana Kocherlakota zei in 2010 al dat QE zou leiden tot deflatie. Dit zou dan betekenen dat het einde van QE en de stijgende rentevoeten zou zorgen voor inflatie. De logica hierachter is simpel: Stijgende nominale rentevoeten zorgen voor inflatie of voor stijgende reële rentevoeten. Als het de reële rentevoeten doet stijgen, verhoogt het de koopkracht en stimuleert het consumptie waardoor automatisch inflatie volgt. Japan heeft al lange tijd zeer lage rentevoeten en de economie sukkelt heel die periode in en uit deflatie. Immense QE zorgt in Japan amper voor inflatie.