Een optie geeft beleggers het recht om iets te kopen, of – afhankelijk van de positionering, om iets te verkopen. Handelaar Thomas leest op 6 januari in de krant een positief bericht over Shell. Het bedrijf heeft een upgrade gekregen van een analist, die verwacht dat het aandeel tot aan 40 euro kan stijgen. Thomas ziet hier brood in en wil zich graag positioneren voor deze beweging. Thomas wil 1000 aandelen kopen, maar vindt de investering wel erg fors door de huidige prijs van 30 euro. Om niet direct 30.000 te investeren, kijkt Thomas naar de optiemarkt. Hij ziet namelijk dat hij ook optiecontracten kan kopen voor slechts een fractie van de prijs. In plaats van 1000 aandelen, koopt Thomas 10 optiecontracten. Thomas kiest voor calls, omdat hij daarmee het recht krijgt om per contract 100 aandelen te kopen. Thomas verwacht dat de aandelenprijs van Shell naar 40 euro kan doorstijgen en hij speelt hier op in door contracten te kopen met een uitoefenprijs van 35 euro. Hij gaat er van uit dat de aandelenprijs naar 40 euro stijgt, vóór september 2015. Daarom kiest hij voor een contract dat in september 2015 expireert. Door een call te kopen met een uitoefenprijs van 35 euro, krijgt Thomas het recht om 100 aandelen te kopen tegen 35 euro per stuk. Thomas betaalt op de optiemarkt 19 euro per contract. Omdat hij 10 contracten koopt, is hij nu 190 euro kwijt. Thomas heeft hiermee alleen het recht gekocht om aandelen te mogen kopen op een vooraf afgesproken tijd en tegen een vooraf afgesproken prijs. Thomas vindt dat hij een goede deal doet door de opties te kopen: hij hoeft geen grote positie van 30.000 euro in te nemen en riskeert nu nog maar 190 euro. Tevreden met de 10 opties, wacht Thomas geduldig af. De koers van Shell stijgt inderdaad door naar 40 euro en Thomas besluit om de opties uit te oefenen. Hij mag per contract 100 aandelen kopen: Thomas oefent alle 10 contracten uit en kan dus (100*10) 1000 aandelen kopen tegen een prijs van 35 euro per stuk. Thomas betaalt dan in totaal 35.000 euro voor deze positie. Op de huidige markt verwisselt Shell voor 40 euro per aandeel van eigenaar. Thomas heeft dus direct 5000 euro winst, omdat hij de aandelen voor 35.000 euro heeft gekocht en deze nu voor 40.000 euro kan verkopen. De nettowinst komt iets lager uit, want Thomas heeft 190 euro betaalt voor de 10 optiecontracten. Thomas verdient na aftrek van de optiekosten 4810 euro op deze transactie. Dat is niet slecht, omdat zijn initiële inleg maar 190 euro bedroeg. Het mooie van deze trade is ook dat het risico erg beperkt is. Als de koers van Shell niet naar de 40 euro was gestegen, maar was gedaald, dan had Thomas maximaal 190 euro kunnen verliezen. Stel dat Thomas de opties kocht en dat Shell 2 dagen na de koop een winstwaarschuwing afgaf. Beleggers reageren geschrokken en verkopen Shell massaal. Hierdoor daalt de koers tot onder de 25 euro en lijkt het Thomas niet meer realistisch dat het aandeel snel naar 40 euro doorstijgt. Als Thomas had gekozen voor de aandelenpositie en 30.000 euro had ingelegd, was hij met een koersdaling tot onder de 25 euro direct 5000 euro armer. Maar, omdat Thomas alleen opties heeft gekocht, is zijn verlies beperkt. De opties expireren waardeloos en Thomas verliest 190 euro.
Het addertje onder het gras
In het bovenstaande voorbeeld kan Thomas winnen of verliezen. Zijn dat de enige uitkomsten? Onthoud: de optiemarkt is een risicomarkt, en als risico’s veranderen geldt dit ook voor de prijs van een optie. De optiemarkt is daardoor niet zo zwart/wit. Thomas kocht de opties op 6 januari 2015. Hij legt ze op de plank en kijkt er vervolgens 2 maanden niet naar. Maar op een regenachtige dag checkt hij zijn portefeuille en ziet dat Shell tot 33 euro is opgelopen, vervolgens tot onder de 29 euro zakte en nu weer rond de 30 euro per aandeel staat. Tot zijn schrik is de waarde van het optiepakket met 40% gedaald. Meer weten over opties? Klik dan hier voor onze overzichtspagina. Wat is hier gebeurd? Shell staat immers op hetzelfde niveau als waar Thomas de opties kocht, maar zijn opties zijn wel fors minder waard. Als Thomas 2 maanden had gewacht, had hij dezelfde opties kunnen kopen voor 40% minder, terwijl de onderliggende waarde op hetzelfde niveau staat. Het enige dat verandert is in deze situatie is tijd. Toen de opties in januari werden gekocht, duurde het nog 8 maanden (september) voordat de opties konden worden uitgeoefend. Nu zijn daar nog maar 6 maanden van over. Hierdoor heeft de optie nog minder tijd over tot expiratie. Deze tijd noemen we ook wel de levensduur van een optie. Omdat de optie een kortere levensduur heeft, is de optie ook goedkoper. Dit noemen we tijdswaardeverlies. Zelfs als er niets verandert aan de situatie, kan de waarde van een optie wel dalen. Het enige waarvan we weten dat het altijd verandert is tijd: die tikt door. Tijdswaardeverlies zal dus elke dag de waarde van de optie negatief beïnvloeden.
Tijd, de grote vijand
Thomas heeft met zijn opties dus een grote vijand: tijd. Als het aandeel niet of nauwelijks beweegt, maar de tijd wel doortikt, heeft dat een negatieve invloed op de aandelenprijs. Handelaren betalen over het algemeen minder premie voor een optie met een kortere looptijd. De gedachte hierachter is simpel: hoe langer de looptijd van een optie, hoe groter de kans dat er iets gebeurt waardoor de onderliggende waarde gaat bewegen. Thomas maakt zich echter geen zorgen. Zijn opties staan weliswaar 40% onder water, maar als de koers van Shell maar naar de 35 euro stijgt, zit hij goed. Dit is een veelgemaakte fout bij veel beginnende optiehandelaren. Meer weten over opties? Klik dan hier voor onze overzichtspagina. Veel opties worden namelijk nooit uitgeoefend. Het merendeel van de opties, zelfs winstgevende opties, zullen simpelweg weer worden verkocht. Van het recht om de aandelen te kopen, wordt dan geen gebruik gemaakt. Dat klinkt vreemd, maar kijk eens naar de volgende situatie: Thomas kiest er voor om de opties te laten staan. Het papieren verlies van 40% maakt hij met gemak goed als Shell maar weer gaat stijgen, zo redeneert hij. In september kijkt Thomas weer op zijn rekening en hij ziet dat de koers van Shell is gestegen naar 35 euro per aandeel. Het heeft voor Thomas weinig zin om de opties uit te oefenen. Los van de kosten die veel brokers berekenen om de opties uit te oefenen, kan hij de aandelen ook gewoon kopen op de aandelenmarkt. De prijs voor aandelen op de markt is immers gelijk aan de uitoefenprijs van de opties. Thomas verliest daardoor 190 euro, het startkapitaal betaald voor de opties. Maar erger nog: hij loopt 5000 euro mis. Thomas voorspelde een opwaartse beweging. Die kwam ook, maar niet naar de 40 euro die Thomas had voorzien. In plaats daarvan steeg Shell met ‘maar’ 5 euro. Een belegger die op dezelfde tijd als Thomas aandelen had gekocht, had nu een winst gehad van 5000 euro. Thomas, maakt nu verlies, ondanks een juist voorziene beweging. Wanneer was het voor Thomas winstgevend geweest om de opties uit te oefenen? Het berekenen van het absolute break-even point is heel simpel: de betaalde premie + de uitoefenprijs van het contract. Meer weten over opties? Klik dan hier voor onze overzichtspagina. In dit geval heeft Thomas 0,19 euro voor een contract betaald. Het contract heeft een uitoefenprijs van 35 euro per aandeel. Onthoud: de optiemarkt werkt met standaardcontracten van 100. Thomas heeft dus 35,19 euro nodig (€35 + €0,19) om bruto break even te kunnen draaien. Hier moet je als belegger nog de transactiekosten bij op tellen. Het kopen van calls kan zeer winstgevend zijn, maar veel beleggers vergissen zich al snel in de grote beweging die nodig is vóórdat de optie echt gaat renderen. Het is een van de redenen waarom veel beleggers geld verliezen op de optiemarkt.
De andere kant van de trade
Ondertussen weet je dat een optiecontract ook een daadwerkelijk contract is. Dit betekent ook dat er twee partijen zijn die het contract aangaan met elkaar. Je hebt de koper, zoals Thomas, en een verkoper. Er is altijd een optiekoper, en een optieverkoper. Iemand die een optie verkoopt, of het contract schrijft, wordt ook wel een optieschrijver genoemd. Meer weten over opties? Klik dan hier voor onze overzichtspagina. Een optiecontract kan alleen maar tot stand komen als koper en verkoper op de markt tot een goede prijs komen en de transactie uitvoeren. Dit is dus anders dan aandelen: een aandeel representeert een stukje van een bedrijf. De hoeveelheid uitstaande aandelen verandert soms, bijvoorbeeld als een bedrijf personeelsopties uitoefent (dan komen er aandelen bij) of als een bedrijf besluit om aandelen in te kopen (dan slinkt het aantal uitstaande aandelen). In theorie kunnen er oneindig veel opties worden gecreëerd op een aandeel. De enige keer dat opties ‘de markt op komen’, is wanneer er twee partijen zijn die een transactie willen maken. Je hebt dan een koper en een verkoper. Zodra een optie wordt gecreëerd, ontstaat er een open interest. Dit is vergelijkbaar met het aantal uitstaande aandelen, maar de open interest verandert wel dagelijks. Doordat opties alleen worden gecreëerd als er twee partijen zijn, betekent dit automatisch dat er bij elke trade één winnaar en één verliezer kan zijn. Laten we eens kijken naar de tegenpartij van Thomas. Toen Thomas het bericht in de krant las over Shell, en hij er van uit ging dat Shell voor september door zou kunnen stijgen naar 40 euro, ging hij op zoek naar de juiste optie. Thomas kwam uit bij een optie met een uitoefenprijs van 35 euro per aandeel. Thomas betaalt per contract 19 euro om in september 100 aandelen te mogen kopen voor 35 euro per stuk. Nu nog op zoek naar iemand die de andere kant van het contract wil aangaan. Henk heeft ook gekeken naar Shell, maar hij verwacht juist dat de koers van het bedrijf zal gaan dalen in de komende periode. Henk voorziet dat de koers van Shell in 2015 onder druk kan komen te staan, door een daling van de olieprijs. Daardoor vindt hij het niet erg om een optiecontract af te sluiten die hem verplicht om in september 2015, 100 aandelen te moeten leveren voor 35 euro per stuk. Doet Henk dit, omdat hij Thomas een plezier wil doen? Nee, Henk doet dit omdat hij denkt geld te verdienen op deze trade. Thomas moet een premie betalen van 19 euro voor een contract. Hij betaalt deze premie aan de verkoper van de optie, in dit geval Henk. Henk ontvangt dus 19 euro. Wanneer Thomas de optie koopt, koopt hij het recht om de aandelen te kopen (of te verkopen, afhankelijk van het contract) tegen een vooraf afgesproken prijs. Dit is geheel vrijblijvend: Thomas kan er ook voor kiezen, om het contract niet uit te oefenen. Hij hoeft de aandelen dus niet te kopen. De andere kant van de trade gaat een verplichting aan. Wanneer een handelaar een optie verkoopt, verkoopt hij de koper van die optie een recht. In het geval van Thomas en Henk, verkoopt Henk aan Thomas het recht om 100 aandelen te kopen tegen 35 euro per stuk in september 2015. Dit heet niets voor niets een recht: Henk gaat een verplichting aan, die hij moet nakomen. Voor deze verplichting, ontvangt Henk geld. En als Thomas besluit om het recht niet uit te oefenen, mag Henk dit geld houden. Dit is vergelijkbaar met een autoverzekering: als je geen ongelukken maakt, mag de autoverzekeraar het geld houden. Maar als je wel een ongeluk maakt, is de verzekeraar verplicht om de schade te vergoeden. In dit voorbeeld verkoopt Henk het optiecontract aan Thomas. In werkelijkheid weet je als handelaar nooit aan wie je een optiecontract verkoopt, of van wie je een optiecontract koopt. Dit werkt net zoals met aandelen: je stuurt de order naar de markt, en daar wordt deze gematched. Meer weten over opties? Klik dan hier voor onze overzichtspagina.