In Amerika ligt de inflatie al geruime tijd rond de grens van 2%. Dit is een niveau dat de Amerikaanse centrale bank graag ziet. De keerzijde van een aantrekkende inflatie, is dat de koopkracht daalt. Tenminste, als de lonen niet even hard mee stijgen. En de loonstijgingen blijven inderdaad op dit moment nog achter op de beloftes.
De inflatie wordt gemeten door de kosten voor een mandje met algemene goederen, die nodig zijn voor een gemiddeld huishouden, te vergelijken met eerdere periodes. Een uitzondering daarop is overigens de kerninflatie, want deze inflatiestand houdt geen rekening met prijsveranderingen bij energie- en voedselprijzen. De afgelopen jaren is het leven in Amerika, als gevolg van de stijgende inflatie, duurder geworden.
Lonen stijgen niet hard genoeg
Op de bovenstaande grafiek, afkomstig van The Wall Street Journal, is te zien dat de loongroei voorlopig achterblijft op de beloftes van de bedrijven. Op dit moment beweert een groot deel van de Amerikaanse bedrijven dat ze het salaris gaan optrekken ter compensatie van de gestegen prijzen, maar de daadwerkelijke daden laten dit niet zien. Tijdens de afgelopen 30 jaar was het verschil tussen beide componenten nog nooit zo groot.
Mochten de beloftes van de bedrijven dus niet waargemaakt worden, dan kan dit grote invloed hebben op de koopkracht van de Amerikanen. In het geval dat de lonen immers niet even hard mee stijgen met de gestegen consumentenprijzen, dan gaat de koopkracht er op achteruit. En dat kan invloed hebben op de bestedingen en daarmee op de totale economische groei.